ZIEKE ACTEURS BESTAAN NIET

‘Je speelt alleen niet als je op sterven ligt of aan het bevallen bent. Dat zijn de enige twee redenen om niet te komen opdagen.’ We kregen deze les al met de paplepel ingegoten in het eerste jaar van de toneelschool.

Ik ben op tournee en ik neem mee: codeïne (tegen hoestprikkels), keeltabletten (ter verzachting), keelspray (werkt ontsmettend), vitamine C, (voor continu gebruik, gaat ’t het snelste over), aspirine (gewoon, ter algehele tijdelijke verdoving), neusspray met menthol (om de boel open te houden), en verder verstop ik overal in het decor zakdoeken, hoestsnoepjes en glaasjes water. De herfst is begonnen, half Nederland is geveld door griep of op z’n minst zwaar verkouden en ik dus ook. En ik moet spelen. Velen met mij. Een vriendin en collega, begenadigd zangeres en actrice staat deze week in Bellevue. We appen ‘sterkte’ over en weer. ‘Overdag niks doen, pilletje vooraf en veel vitamine C!’ schrijf ik haar, want alle energie die nog over is, is voor de avond.

‘Ik weet hoe je je voelt. Maar tijdens heb je nergens last van, alleen ervoor en erna’ appt een goeie vriend, zelf ook acteur. Ik weet wat ie bedoelt. En meestal werkt het inderdaad zo. Maar die vlieger gaat niet altijd op. Een keer was het echt heel erg met mij; ik had een aanval van neuritis vestibularis- van wat?- van neuritis vestibularis beter bekend als Meuniere, een ontsteking van het evenwichtsorgaan. Ik kan je vertellen, je wordt er hondsberoerd van, volkomen zeeziek en feitelijk kun je niet meer op je benen staan. Nou had ik het geluk dat ik op dat moment een voorstelling speelde waar het hele (overigens schuine) speelvlak alleen maar bestond uit verhuisdozen. Ik hoefde tot bladzijde 49 alleen maar achterin een doos te blijven staan, soms zitten en soms liggen.

Die avond ben ik tot die bladzijde blijven liggen, mijn oren gespitst, zwak, ziek, misselijk en duizelig lag ik roerloos in mijn doos. Toen ik aan de beurt was, ben ik naar voren gestrompeld, gevallen, geklauterd en gezwabberd, voor op een doos gaan zitten, heb de scene zo goed en zo kwaad als dat ging gespeeld en dat was dan dat. Verderop in het stuk zong ik nog een lied onder de douche en kreeg ik de slappe lach op het bed met een collega. Ook dat lukte wonderwel. Het was best een wankel frele personage, dus dat werkte in mijn voordeel. Het leverde de volgende dag nog een zeer positieve vermelding in de recensie van het Haarlems Dagblad op ook! Terwijl ik toen echt alleen maar bezig was met een soort overleven, daar, op dat toneel.

Ander moment: jaren geleden, een bomvolle uitverkochte Rotterdamse Schouwburg. Ik speelde Sofie in ‘kleine Sofie en lange Wapper’. Na de pauze moest ik uit een taart springen en : ‘NEE, WACHT!’ roepen. (Terwijl ik dit opschrijf, krijg ik acute heimwee naar die voorstelling. Uit een taart springen en dan iets roepen, het is zo leuk om te doen, ik raad het iedereen aan…) Het was rond kersttijd en we speelden veel, twee keer op een dag. En op een dag spring ik uit de taart, kijk de zaal in en alles gaat vertraagd. Het zweet breekt me uit, mijn hart klopt in mijn keel zo ongeveer. Ik zie de hele zaal bewegen tot aan het derde balkon. Ik wankel en het suist in mijn oren. Hard. Raar geluid. Ik voel mezelf bijna wegglijden. Alles in mij vecht terug om niet flauw te vallen. Stilte. Een pauze. En nog een. Dan komt er iets: ‘Nee….wacht…’ hoor ik mijzelf. Piepen, dit keer. Maar ik zeg het, ook al is het zachtjes en ik sta nog steeds. Pff, op het nippertje. Ik was zwanger van mijn tweede en ik werd eventjes teruggefloten door het lichaam, denk ik. Maar drie maanden zwanger of zo. Dus nog lang niet aan het bevallen. En al helemaal niet aan het sterven. Dus hee. Waar heb ik het eigenlijk over! Genoeg gekletst. Vanavond op naar Purmerend!