RAAK
Hij staat er ineens. Ik schat hem een jaar of vijfenzestig. Een beetje over me heen gebogen met een rood aangelopen gezicht. Een adem van rode wijn dwaalt zwaar op mij neer. Een schommelend glas in de hand. “Mevrouw, mevrouw, neemt u mij niet kwalijk, mag ik u iets vragen?” En dan vertelt hij dat hij nog nooit eerder in het theater heeft gehuild. Tot de dag van vandaag.
Zojuist tijdens de matinee brak hij. Tot drie keer toe. En hij begrijpt zelf niet waarom. “En nu denkt u dat dit mijn vraag is. Waarom moest ik zo huilen ? Maar die vraag ga ik u niet stellen want die kunt u niet beantwoorden. Nee, mijn vraag is: Speelde u de religie?”
Ik aarzel even wat ik zal antwoorden. En dan vertel ik hem dat hij dat zelf mag bepalen. Maar dat er in het stuk staat dat ik de droom speel. En dat ik denk dat die staat voor het goede. Voor het kind in het hoofdpersonage. De innerlijke kracht. De intuitie. Het geweten. En ja, dat je dat ook kunt vertalen naar het goddelijke in jezelf of zoals meneer zojuist zelf verwoordde: de religie.
Een kleine glimlach om zijn mond. Tevreden kijkt hij mij aan. Blij met het antwoord. Hij wankelt een beetje op zijn benen, maakt aanstalten weg te lopen. Dan besluit hij toch nog iets te zeggen: “Maar die broek! Nu heeft u een heel andere broek aan!” Ik strijk met een hand over mijn spijkerbroek. “Dat klopt, ja”, zeg ik. Hij gaat verder: “Deze is beter. Die andere… dat is een vreselijke broek! Waarom is dat?” Weer aarzel ik even wat te zeggen. Moet ik nu komen met een dramaturgisch doortimmerd en verantwoord verhaal over de keuze van het kostuum? Ik houd het op een simpeler antwoord: “Dat heeft de ontwerpster zo bedacht”. “Nou, daar ben je lekker mee! Hou deze maar voortaan aan! “roept hij luid en buldert erop los. Hij neemt een flinke slok en beweegt zich traag naar een ander tafeltje waar een dame zit, vermoedelijk zijn vrouw.
In de trein naar huis denk ik nog aan hem. Aan zijn imposante gestalte. Was ie nou eigenlijk aardig of eigenlijk niet? En ga ik nu de volgende keer dat ik speel toch stiekem de hele tijd last hebben van die broek? Dat er een stemmetje vanaf mijn schouder aldoor in mijn oor fluistert: “ Je ziet er niet uit met die broek. Stomme broek. Vreselijke broek. Dikke kont. Ziet er niet uit.” Ja, waarschijnlijk wel. Maar ach, dat wuif ik wel weer weg. Zo stom mag ik niet zijn van mezelf. Nee, belangrijker is: Er zat vandaag iemand in de zaal. Iemand op leeftijd. Die voor het eerst in zijn leven door theater is geraakt. En hij weet niet waarom. Is er een groter compliment? Is er een groter compliment?